Olie en Water? Energie en ESG tijdens de beurscrash

    • De betere prestaties van ESG-strategieën tijdens de marktturbulentie in het eerste kwartaal van 2020 kan slechts gedeeltelijk worden verklaard door het feit dat deze strategieën doorgaans minder belegd zijn in de energiesector. Andere factoren, zoals de positionering binnen de energiesector, zorgen er ook voor dat ESG beter presteert.
    • Olie is geen alternatief voor hernieuwbare energie om energie op te wekken omdat olie goed is voor slechts 5% van de wereldwijde energieopwekkende bronnen. Daarom is er weinig potentieel om olie te gaan vervangen door hernieuwbare energie. Aardgas is een vervangingsmiddel, hoewel de aardgasprijzen slechts gedeeltelijk zijn gecorreleerd aan de olieprijzen. Een lage olieprijs vertaalt zich niet per se in goedkoop aardgas, en een lage olieprijs zorgt er evenmin voor dat hernieuwbare energie minder competitief wordt.
    • De omslag naar hernieuwbare energie is net zo goed een marktfenomeen als een politieke beslissing. Zolang de politieke bereidheid er is - en alles wijst erop dat dit zo zal blijven - zal de vraag naar hernieuwbare energie sterk blijven, hoe laag de olieprijs ook mag worden.

    De olieprijzen zijn immers sinds eind februari enorm sterk gedaald, en hebben niveaus bereikt die we sinds de jaren 90 niet meer hadden gezien. Deze crash werd veroorzaakt door het feit dat Saoedi-Arabië en Rusland het niet eens konden geraken over productieverlagingen (althans tot medio april), waardoor de Saoedi's goedkope olie gingen dumpen op een markt waar de vraag al fors was afgenomen door de recessie veroorzaakt door Covid-19. De huidige situatie roept een aantal vragen op, zowel over de gevolgen van de lage olieprijzen voor de beleggingsrendementen van ESG, als over de bereidwilligheid van beleggers om de energieomslag te steunen. Dat is een afzonderlijke kwestie die hier wel mee samenhangt.

     

    Onderwogen olie en gas zegt niet alles
    Marktwaarnemers hebben opgemerkt dat een aantal ESG-fondsen sinds de uitbraak van de coronacrisis beter hebben gepresteerd dan zowel hun niet-ESG sectorgenoten als hun benchmark. Voor Europa en de VS kunnen we hiervoor teruggaan tot begin maart. Dat is immers ook het moment waarop de olieprijzen begonnen te crashen.

    Vandaar deze vraag: verklaren de lage olieprijzen de betere prestaties van ESG, gelet op het feit dat veel ESG-strategieën onderwogen waren in de energiesector? Een onderwogen positie in een slecht presterende sector speelde duidelijk een rol, maar niet in voldoende mate om de betere prestaties van ESG te verklaren. Olie- en gasbedrijven hebben in de MSCI World index een weging van zowat 5%. In bepaalde activaklassen, zoals hoogrentende obligaties, vertegenwoordigen olie- en gasbedrijven echter nog een aanzienlijk marktaandeel. Niet-conventionele olie- en gasbedrijven kregen zwaardere klappen, en kleine producenten leden meer dan grotere en sterkere bedrijven. Aangezien de ESG-analyse zich doorgaans ver weg houdt van oliezanden of hydraulisch 'fraccen', konden de ESG-strategieën, zelfs indien ze belegden in energiebedrijven, de grootste klappen vermijden als gevolg van de oliecrash. 

    Dat was bijvoorbeeld al het geval voor de wereldwijde hoogrentende obligatiestrategie die Candriam beheert. De meeste van onze strategieën sluiten oliebedrijven immers niet uit. Door onze ESG-analyse gaan we eerder de voorkeur geven aan de bedrijven die de meest geavanceerde milieumaatregelen hebben genomen. Het waren net deze olie- en gasaandelen die beleggers relatief gezien het minste hebben afgestraft.

    Is goedkope olie een bedreiging voor de energieomslag? 

    Kunnen de lage olieprijzen de energieomslag in het gedrang brengen? Uiteindelijk is het door lagere olieprijzen financieel aantrekkelijker geworden dan ooit om olie te verbranden. Ten eerste kunnen we vaststellen dat hernieuwbare-energieaandelen geen significante correlatie vertonen met de olieprijzen. Dat zien we op deze grafiek, die werd ontleend aan Sustainalytics.

    Afbeelding 1: Olieprijzen versus duurzame energieaandelen



    esg_oil-petrol.png

    Sustainalytics merkt op dat olie goed is voor slechts een relatief beperkt deel van de wereldwijde energieopwekking. Het concurreert op dat vlak met hernieuwbare energiebronnen. Dat komt mogelijk niet logisch over, maar terwijl olie goed is voor het leeuwendeel van de wereldwijde primaire energieconsumptie, met name zowat 34%, is olie goed voor slechts ongeveer 5% van de energieopwekking. Steenkool en aardgas samen zijn goed voor meer dan 60% van de energieopwekkende bronnen (https://ourworldindata.org/energy).

    De relatieve aantrekkelijkheid van hernieuwbare energie is daarom meer verbonden met de aardgasprijzen dan met olieprijzen. De aardgasprijzen evolueren niet in tandem met de olieprijzen. Dat komt door een verschillende marktdynamiek, en omdat gascontracten doorgaans worden vastgelegd en meerdere jaren van aanvoer afdekken. Hierdoor zijn de spotprijzen voor gas minder relevant dan voor de oliemarkt. Daarom is het helemaal geen uitgemaakte zaak dat de recent lage olieprijzen een forse impact zullen hebben op de vraag naar hernieuwbare energie. Veel zal immers afhangen van hoe lang de olieprijzen laag blijven. Wanneer de olieprijzen gedurende een langere periode onder de 30 dollar/vat blijven, kan een deel van de vraag verschuiven van aardgas naar olie. Daar bestaat immers een vervangingsmogelijkheid, waardoor de vraag naar aardgas afkalft. Het is echter nog te vroeg om hier conclusies te gaan trekken.

    De politiek en engagement blijven bepalende factoren

    Tot slot is er het feit dat de energieomslag net zo goed een politieke verwezenlijking is als een marktgedreven proces. Terwijl hernieuwbare energiebronnen die even kostenefficiënt zijn als fossiele energie gemakkelijker kunnen worden verkocht aan investeerders en marktparticipanten, moet de energieomslag nog steeds - verplicht - worden ondersteund door een sterke politieke wil. De Covid-19 crisis toont aan dat overheden bereid zijn om tussenbeide te komen indien een wereldwijde bedreiging het leven van miljoenen mensen in gevaar brengt. Klimaatverandering is nog een wereldwijde bedreiging. De symptomen ervan komen echter niet meteen tot uiting in een verzwakking van het immuunsysteem, maar wel onrechtstreeks door de voorwaarden te creëren waardoor ziektes zich kunnen verspreiden, de menselijke habitat wordt vernietigd, en de voedselaanvoer in het gedrang komt. In Europa is de huidige Europese Commissie een voorvechter op het vlak van klimaatverandering. Ze heeft immers een agenda bepaald zoals de financiering van nieuwe initiatieven en regelgeving, zoals de definitie van wat we mogen beschouwen als een 'groene' activiteit. Olie & gas behoren definitief niet tot deze categorie, tegen welke prijs dan ook. Bovenop vereist het aanpakken van toekomstige mogelijke risico's die zich kunnen verspreiden van wilde diersoorten naar de mens gelijkaardige oplossingen als degene die worden aangehaald om de klimaatverandering aan te pakken. We denken dan aan het behoud van het regenwoud en het omkeren van de wereldwijde vernietiging van de biodiversiteit. Er hoeft niet te worden gekozen tussen het aanpakken van twee wereldwijde risico's. Ze houden immers met elkaar verband; het ene probleem kan je niet aanpakken door het andere links te laten liggen.

    Deze crisis wijst er niet op dat het olietijdperk afgelopen is. Olie is immers nog steeds goed voor zowat 34% van de wereldwijde primaire energieconsumptie. In plaats van oliebedrijven links te laten liggen, moeten wij als beleggers ervoor zorgen dat zij meer hun best gaan doen om hun negatieve ecologische impact te reduceren, en om hun enorme balansen in te zetten voor de energieomslag. Bij Candriam ondersteunen we al geruime tijd aandeelhoudersresoluties die ervoor pleiten dat oliebedrijven rekening houden met de vereisten van het Klimaatakkoord van Parijs wanneer zij hun strategische planning opstellen.  We hebben verschillende van deze bedrijven ook al gevraagd dat ze hun steun zouden intrekken voor lobbygroepen die valse informatie verspreiden over klimaatverandering. Meer beleggers moeten aan engagement doen, in plaats van minder.

    Een probleem gaat immers niet verdwijnen door het te negeren.